Tijdens het lopen van een ultra-trail heb je veel tijd om om je heen te kijken, korte gesprekjes aan te knopen en je af te vragen wat al die andere mensen er toch toe beweegt zich urenlang door de heuvels en modder te laten afbeulen.
Zo knoopt B een gesprekje aan met een dame die doodleuk vertelt dat ze twee weken voor deze trail een race van honderdzestig kilometer heeft volbracht. De 57 kilometers van vandaag moeten voor haar rustig uitlopen zijn. Haar vriendin vertelt me dat ze eigenlijk alleen maar meedoet omdat het gratis was via haar werk. “Ze hadden er alleen niet bij gezegd dat ik verplicht dit shirt aan moest”. Met de nadruk op ‘dit’. Ze kijkt me veelbetekenend aan.
Het eerste deel van het parcours is nog prima te doen. Benen zijn nog fris, de heuveltjes zijn nog een leuke uitdaging. Ik kan goed dalen en flink snelheid maken zonder de controle te verliezen. Heerlijk als de zwaartekracht meehelpt.
We worden regelmatig ingehaald door een jonge gast met een zweetbandje om en zijn telefoon in de hand. Elke heuvel, hoe stijl ook, sprint hij ons allemaal voorbij, om vervolgens een kilometertje verder in te zakken. Dit gaat kilometers zo door totdat we hem grijpend naar zijn hamstring ergens rond kilometer 35 voor de laatste keer voorbij gaan. Er wordt een beetje om hem gegrinnikt. Bravoure wordt nogal hard afgestraft als je een kleine 1500 modderige hoogtemeters te bedwingen hebt. Bij elk stijgingspercentage boven vals plat, zet bijna iedereen er een stevige wandelpas in.
Iemand die minder last lijkt te hebben van de heuvels, is een jonge Amerikaan die als een hondje om zijn vriendin heen dartelt. Hij sprint vooruit, zoekt een mooie camerapositie en filmt eindeloos hoe de jonge vrouw van begin twintig, in een zeer zorgvuldig uitgezochte outfit met een lichte tred voorbij huppelt. Omdat onze gemiddelde snelheid op dit deel gelijk is aan die van dit insta-koppel, zijn we een kilometer of vijf tot elkaar veroordeeld. Ik vraag de man of hij een documentaire aan het maken is. “Oh no, this is just for fun, it’s just a bit of a hobby”, waarna de vrouw er op een niet mis te verstane toon aan toevoegt: “Een behoorlijk uit de hand gelopen hobby, ja”. B en ik kijken elkaar aan en zetten een tandje bij, bang dat we straks onderdeel worden van een echtelijke ruzie.
We staan bij een verzorgingspost. Mijn horloge geeft ruim 42 km aan. Ik heb een marathon gelopen. Hoewel ik had bedacht veel feestjes te vieren onderweg, ben ik er nu te moe voor. Ik ben misselijk en sla mijn derde bekertje cola achterover. Een jongen van een jaar of 16 laat me zijn telefoon zien: “Ik hoop dat jullie over een half uurtje binnen zijn, dan blijven jullie de hoosbui voor”. Ik hoor leedvermaak in zijn stem, want dat halen we natuurlijk nooit. Met moeite zetten we ons weer in beweging.
Het begint een beetje te druppelen, en de paadjes worden gladder en modderiger. Bij het afdalen komt vlak achter me een vrouw ten val die de bocht niet meer kon houden. We helpen haar overeind en kunnen door. En dan breken de wolken open. Het komt met bakken naar beneden. Er tekent zich een tweedeling af: De lopers zoals B, die gewoon steady doorlopen alsof er niets aan de hand is. En lopers zoals ik, die in hun rugzakjes beginnen te rommelen er er flinterdunne regenjasjes uit te voorschijn toveren.
Door de vermoeidheid en de capuchon van mijn regenjas, ontstaat er een steeds grotere afstand tussen mij en de buitenwereld. B loopt steeds wat vaker vooruit en ik hobbel er in mijn eigen wereldje wat achteraan. We besluiten dat we ieder ons eigen tempo gaan lopen. Mijn gezicht tintelt, de misselijkheid wil maar niet weg. Ik zet muziek op en na een paar kilometer diepe ellende waarin heuvels hoog boven mij uittorenen, als onbedwingbare bergen en ik me er nauwelijks toe kan zetten om een looppas in te zetten, verlies ik bijna de controle in een afdaling. Ik stuif onbeheerst naar beneden. Mijn hartslag schiet de lucht in, de verdoofdheid wordt weggeblazen door paniek. Ik spring-glij over stenen en modder in een hyperfocus en kom aan de rand van een akkertje tot stilstand. ‘Alive’ van Pearl Jam start in als ik op mijn horloge kijk. Nog maar een paar kilometer. Vol van de adrenaline schreeuw ik het uit. Ik ga dit gewoon halen. Natuurlijk ga ik dit halen!
In het laatste stukje vlak voor de finish voegen lopers van de kortste afstanden zich bij de vermoeide ultra-lopers op het parcours. Ik probeer aan te haken, maar heuvelop val ik steeds weer stil. Pas op de laatste honderd meter laten mijn benen de vermoeidheid voor wat het is en aangemoedigd door het publiek sprint ik zowaar op een paar meter voor de finish nog wat lopers voorbij.
B finishte vijf minuten voor mij. We vinden strandstoelen waar we nauwelijks meer uit kunnen opstaan en ik doe mijn rugzakje af. Ongeveer twee kilo ploft naast de stoel neer. Afgezien van het water en de regenjas heb ik niets van de inhoud gebruikt. 57 kilometer lang zeulde ik reepjes, gelletjes, zoute koekjes én vier stroopwafels mee. Onnodig.
Om me heen kijkend zie ik trotse, vermoeide en gemangelde mensen. Allemaal met een uit de hand gelopen hobby. De Amerikaan zie ik niet.