In de verte zie ik een wit streepje uit het hoge gras omhoog steken, vlak tegen de duinrand aan. Even later nog een. Ik heb mijn bril niet op en zie pas redelijk laat dat het geen paaltjes zijn, maar kruizen. En ook niet een paar, maar tientallen. Ik stop met hardlopen. De temperatuur lijkt opeens een paar graden te zijn gedaald, de wind is toegenomen en het voelt alsof ik iets verstoor. Het fijne gevoel van solo door de duinen lopen is verdwenen. Ben ik op een natuurbegraafplaats terecht gekomen? Dat was niet het plan.
Eerder die dag gesp ik mijn camelbak op mijn rug en vertrek voor dag en dauw richting de dijk van Vlieland. Doel is een zo groot mogelijk rondje te maken met veel strand. Het dorpje is stil. Niemand te zien.
Na de dijk, kom ik op een verharde weg te lopen. Op zich natuurlijk prima, maar inmiddels ben ik in mijn hoofd een elite trailrunner in een verlaten natuurgebied, en dan verstoort zo’n lintje asfalt toch hinderlijk mijn droom. Ik zoek zandpaadjes, trails… maar er komt niks. Saaie rechte weg. Links van me bos en daarachter waddenzee. Rechts ook bos. Maar geen pad.
Op het moment dat ik niet met goed fatsoen nog aan mijn dagdroompje kan vasthouden, besef ik me dat ik op Vlieland ben. En op Vlieland mag je van de paden af! Ik duik in een hoek van negentig graden linksaf het bos in. Na nog geen tien meter is de weg verdwenen uit mijn hoofd. Dit is pas avontuur, jubelt mijn droom. Ik loop schrammen op, stap mis en spring over stroompjes. Het is geweldig. Totdat ik me voor de zoveelste keer vastloop en ik ook echt geen idee meer heb welke kant ik op moet, waar ik ook weer vandaan kwam en waar dat inmiddels aanlokkelijke stukje asfalt toch is. Tot zo ver de avonturier.
Na dit vervelende akkefietje met de werkelijkheid (ik ben geen doorgewinterde trailrunner), stap ik even later plotseling weer het asfalt op. Ik blijk verbazend weinig vooruitgang te hebben geboekt en besluit me even te houden bij de stukjes natuur die door mensen zijn onderworpen en aangenaam voorzien van paadjes en bewegwijzering. Het moet wel leuk blijven.
Inmiddels begint de lucht onaangenaam grijs te worden en even later spettert het zachtjes grote zomerse druppels. Ik besluit naar het noorden te gaan, om over het strand terug te lopen. Ik vind een soort van paadje richting de duinen en loop al snel weer de avonturier uit te hangen. Het pad wordt een spoor, het spoor gaat op in het helmgras en even later is er alleen nog maar een duinenrij die me richting geeft. De regen is opgehouden en de donkere grijze wolk besluit zo langzaam aan Texel maar eens lastig te gaan vallen.
En dan sta ik opeens tussen de graven in de duinen. Geintrigeerd loop ik richting de kruizen. Wie zou hier liggen? Soldaten uit de tweede wereldoorlog, of eilandbewoners? Mijn fantasie draait volle toeren.
Eenmaal dichterbij lees ik de naam op een wit kruis: Max. Dat is het enige wat er op staat. Geen datum, geen achternaam. Enkel Max. Iets verderop staat Does. Weer verder Bello, Felix, Mies… Het dringt eindelijk tot me door. Dit is de laatste rustplaats van trouwe viervoeters, eigenwijze katten en wie weet te vroeg gestorven dwerghamsters.
Hoewel het een opluchting is dat ik niet tussen de graven van gesneuvelde soldaten sta, is dit niet echt een plek waar ik me op mijn gemak voel. Het geruis van de zee achter de duinenrij belooft een veel fijnere omgeving en ik sprint het dichtstbijzijnde duin op. Als ik boven sta uit te hijgen kijk ik nog een keertje achterom. Het blijft een spookachtig gezicht, die eenzame kruizen in het hoge gras.
De rest van de tocht gaat over het strand. Ik heb niet zoveel met op een handoekje in het zand liggen, maar hardlopen over een breed, verlaten strand zou nog wel eens het dichtste bij de hemel kunnen zijn dat ik kan komen.