Hardloopboeken

De beste hardloopboeken gaan zelden over hardlopen. En boeken die wel over hardlopen gaan, leren je weinig over wat hardlopen eigenlijk is, of wat het kan zijn.

In mijn boekenkast is een plank gereserveerd voor boeken die volgens mij over hardlopen gaan. Er staan standaardwerken in als The Lore of Running, van Tim Noakes, De mens als Duurloper van Knippenberg en uiteraard Born to run van McDougall. Literatuur van Murakami en Abdelkader Benali, staat gebroederlijk naast obscure cultboekjes zoals Never wipe your ass with a squirrel, een boekje dat werd aangehaald in een artikel dat ik ooit las en een dermate intrigerende titel heeft dat ik het wel moest aanschaffen. Er staan heel wat boeken op de plank die over de moeilijke weg naar epische prestaties gaan, biografieën en fantastische reisverslagen. Ze zijn inspirerend, maar ook onbereikbaar. Ik ben Scott Jurek niet. Ik zal nooit kunnen lopen en leven zoals Abdi Nageeye. 

Lopen doe je fysiek dan misschien wel met je benen, je armen en je longen, maar uiteindelijk loop je met je hoofd. Zo leende ik van Jolanda Linschoten het mantra ‘alert, licht, sterk’ en liep kort daarna per ongeluk een pr op de halve marathon tijdens een intervaltraining. Ook de Central Governor theorie uit The Lore of Running heeft me geholpen om te snappen waarom ik de laatste paar honderd meter na een ultra tóch nog een sprintje in de benen heb. Boekjes als Endure die de praktijk van dit idee illustreren gaven me het vertrouwen dat ook ik het fysiek kan, een ultra lopen.

En dat is allemaal geweldig. Maar nu sta ik een dag nadat ik solo ruim 60 kilometer over het strand heb gehold op een reünie van mijn basisschool. Wat gammel op de benen, maar omdat er tijdens reünies zelden wordt gevraagd of je eventjes tien kniebuigingen wil doen, kan ik het prima aan. Tot die oud klasgenoot me toch even aan het wankelen brengt. Met een blik alsof hij verwacht dat ik waarschijnlijk een antwoord op een grote levensvraag bij elkaar heb gedraafd, vraagt hij: “Heb je nog een diep inzicht gehad? Heeft het je veranderd, als mens?”.
“Ik was vooral bezig met lopen, denk ik. En dat het eigenlijk best zwaar was en…”
“Maar geen grote ideeën?” De teleurstelling is van zijn gezicht af te lezen.
“Neuh.”

Wat ik me pas later besef, is dat ik niet zozeer levensveranderende ultra’s loop, maar dat ik ultra’s loop omdat ze uiteindelijk altijd zwaar worden. En als ze zwaar worden, kun je twee dingen doen: je vlucht uit de realiteit en gaat dromen over alles behalve het nu, of je levert je over aan het moment. En als dan je zintuigen door vermoeidheid hun input ongefilterd kunnen laten binnenkomen, kun je je laten raken door de kleinste dingen. 

Zorg dat je op zo’n moment in de natuur loopt. Het is geweldig als je ontroerd raakt door hoe dat takje precies mooi wordt aangelicht door de zon, of hoe een vogel vliegt. Is de runner’s high meer intern gericht; op het perfecte samenspel tussen lichaam en geest, deze flow laat je het bos, het strand en het nauwelijks zichtbare pad anders zien.

Er zijn boeken die deze ervaring duiden. Er zijn boeken die raken aan wat hardlopen kan zijn. En dat zijn volgens mij dus ook de beste hardloopboeken. Robert MacFarlane schrijft prachtig over het lezen van het landschap. John Muir doet het. En Raynor Winn. Niet toevallig allemaal langeafstandswandelaars. 

Je kunt eerst ultra’s gaan lopen en dan je ervaring toetsen aan de bovenstaande boeken, maar je kunt ze natuurlijk ook eerst lezen om daarna dat kleine plukje stadsgroen waar je wekelijks je vaste rondje loopt te herwaarderen. En zo niet, dan heb je een paar verdraaid goede boeken gelezen.

  • De Laatste Wildernis | The Wild Places – Robert MacFarlane
  • De Oude Wegen | The Old Ways – Robert MacFarlane
  • Het Zoutpad | The Salt Path – Raynor Winn
  • De Wilde Stilte | The Wild Silence – Raynor Winn
  • Landlijnen | Landlines – Raynor Winn
  • In de Wildernis | The Wilderness World – John Muir