Fiets

“Meneer, weet u waar we zijn?” Een jonge vrouw kijkt me ietwat verwilderd aan terwijl ze een telefoon in haar hand houdt. We staan midden in de duinen rond Schoorl en het is al weer even geleden dat ik op een verhard pad liep. Het blauwe slingerlijntje op mijn horloge dat de route aangeeft is al lang ingehaald door de werkelijkheid en wees me een keer recht een vennetje in, en wilde me over hekjes laten klimmen met toch duidelijke bordjes dat dat niet de bedoeling is. Het lijntje op mijn horloge is dan ook meer een grove indicatie van welke kant ik ongeveer op moet om niet per ongeluk een veel te lange ik-ben-heus-niet-verdwaald-duurloop te lopen, dan een echte route. Er zijn gewoon te veel kleine kronkelpaadjes en veelbelovende heuveltjes om je vast te houden aan een strikt plan.

Ik zeg dat ik het ook niet precies weet, maar dat ik haar graag wil helpen via de navigatie op mijn telefoon. “Die heb ik ook, maar daar heb ik dus hélemaal niks aan, hier en ik wil gewoon terug naar mijn fiets.” Ik wijs haar op een paaltje met een gekleurde pijl in de verte, onderdeel van een van de vele officiële routes door dit gebied, we zouden kunnen kijken of een van die routes snel naar een verharde weg leidt, maar ze loopt al weer bij me vandaan, haar telefoon draaiend en mopperend. “Hij staat bij een trap…” zegt ze nog, half tegen mij en half tegen zichzelf.

Ik moet een beetje haast gaan maken. Ik heb iets meer dan een halfuur nog te gaan voordat ik bij het vakantiehuisje moet zijn. Ik heb de sleutel mee en de rest nam vanaf het strand de fiets. Het is geen wedstrijdje, maar het is wel de bedoeling dat ik er eerder ben. Het mulle zand vertraagd mijn voortgang en het sprintje héén naar het strand, over de verharde weg voor de fietsers uit, blijkt toch nog meer in mijn benen te zitten dan ik dacht. Ik slinger en dwaal tussen de duinpannetjes, terwijl de minuten weg blijven tikken en ik niet echt het idee heb dat ik dichter bij het huisje kom. Als ik na een sprintje een duin op, opeens overzicht krijg over het landschap, spot ik in de verte een lintje asfalt en even later blijk ik op de harde ondergrond toch nog best wat snelheid te kunnen maken. Ik herken de route en zet nog even iets meer aan. Links van mij zie ik een trap een duin op. Zonder fiets. Drie minuten te laat, vijf minuten… Ik race het dorpje in. Op het moment dat ik mijn hoofd onder de koude kraan steek om mijn nahijgende, verhitte lijf af te koelen, hoor ik een fietsbel.