Fartlek

Iten, Kenia 2016 – Het is vroeg, de rode aarde knerpt onder de zolen van mijn schoenen. Hugo had me precies uitgelegd hoe ik moest lopen, het was heel makkelijk. Zeker. Heel makkelijk. Maar ik ben toch een beetje de weg kwijt. Een beetje erg. Ondanks het vroege uur heeft de zon er zin in en gutst het zweet langs mijn lijf. Mijn hoofd gloeit en de hoogte maakt dat mijn adem kort en snel is. Het landschap biedt me zo veel minder aanknopingspunten dan het aangeharkte Nederland. Ik ben mijn oriëntatie kwijt en blijf vertwijfeld staan.

Een oude man op een landje even verderop kijkt me ietwat geamuseerd aan. 
“Sir, which way to go to Iten city center?” weet ik er net iets minder casual uit te brengen dan ik had gehoopt. 
De man lacht een tandeloze lach: “Yes?”. 
“Iten? Which way?” Gebaar ik.
“Yes.”
Hoewel het een soort van gemoedelijk gesprek is tussen twee mensen met de beste bedoelingen, maar zonder common ground, vrees ik dat dit me niet gaat helpen. Dus glimlach ik de man toe en loop een paar onzekere passen door. Het is donderdagochtend en wat een klein kort rondje moest worden, dreigt een lange duurloop te worden. Keer ik om, of loop ik door?

Net op het moment dat ik besluit door te lopen, komt een klein groepje keniaanse lopers in een soepele tred op me toegelopen, rustig keuvelend en mij compleet niet opmerkend. En dat is een prestatie, gezien ik met mijn spierwitte benen door alle kinderen wordt begroet met een vrolijke “Mzungu, howayou!”  (De meeste van die kinderen hebben hier trouwens onmogelijk schone kleren aan. Bij mij zat alles binnen een paar tellen onder de oranje aarde en stof. Keniaanse kinderen zijn daar immuun voor. “White people have never learnt to be clean.” zegt mijn schoonzus Hilda daar over.)

Het groepje lopers loopt rustig bij me vandaan als ik opnieuw word gepasseerd, nu door twee lopers. En dan dringt het tot me door. Fartlek! 
Fartlek (zweeds voor vaartspel) is een soort interval training, maar dan anders. Het is een training met veel variatie in snelheid en intensiteit en bevat een zekere speelsheid. De fartlek van Iten is een begrip; zo’n honderd lokale lopers verzamelen zich elke donderdag in de ochtend aan de rand van Iten, om zich dan met minimale afspraken op de rode wegen in de omgeving te storten.

Ik keer om en sla dezelfde hoek om als de twee lopers voor me, die al snel uit het zicht verdwijnen. Maar gelukkig -en tot mijn ongemak- word ik steeds vaker ingehaald door lopers die op weg zijn naar de start van het wereldberoemde ochtendritueel in Iten. Ik voel me een zoutzak tussen deze lopers en probeer zo min mogelijk op te vallen (yeah right!) als ik uiteindelijk door een kleine haag van keniaanse topatleten een bekend stukje Iten zie. 
Niemand van de lopers die ik achter me laat, weet hoe de fartlek die ochtend precies zal gaan verlopen. Soms wordt er keihard gejaagd, andere keren zijn het slechts kortere versnellingen. Ik weet dat ik zelfs hun warming-up rondje niet zal kunnen bijhouden en dribbel rustig de laatste kilometers richting het huis van Hugo.

Er is niemand op het weggetje naar boven, de laatste heuvel op en bekomen van de schrik zet ik aan. Even alle remmen los. Uit het zicht van de echte atleten, uit het zicht van iedereen die zal lachen om het geploeter van deze Mzungu. Maar ik knal in volle overtuiging naar boven, loop mijn eigen fartlek. Nog een laatste versnelling tot aan de elektriciteitspaal. Vol in de verzuring en happend naar adem pers ik de laatste struikelpassen uit mijn lijf. Licht in mijn hoofd dribbel ik de laatste paar honderd meter richting de poort, de tuin in en plof languit op het gras in de schaduw van een boom. Dit was een avontuur! Jubelt mijn hoofd voldaan.

Hilda komt schaterend van het lachen naast me staan: “Do you always look like this after a run?”
“Ehm… ”  stamel ik.
“If you look like this after training, your training is wrong, you know” 
“Maybe” grijns ik, Maybe…”