“Je ziet er een beetje bleekjes uit man. Alles ok?” B kijkt me bezorgd aan. Een paar kilometer geleden had ik nog kunnen antwoorden dat het door de factor 50 zonnebrand kwam, die zo dik als pasta is en een witte waas achterlaat. Maar het is niet de zonnebrand. Ik voel me eigenlijk best belabberd. Het is warm, mijn hartslag is veel te hoog en we zijn pas op kilometer 20.
Bij de start had ik me nog prima gevoeld en vrolijk staan kletsen. Maar stiekem wist ik al wel een beetje dat het een pittige ochtend zou worden. De fysieke voorbereiding was maar matig, mijn hoofd vol met andere zaken. Maar, zo had ik bedacht: met bravoure kom je ook een eind.
Als je hoofd wil dat je gaat wandelen, omdat het vindt dat het te warm is, omdat je benen moe zijn, of omdat die gast voor je het ook doet, moet je weerstand kunnen bieden; mentale foefjes die je helpen om wél te blijven hollen. Maar er zijn geen zelf georganiseerde feestjes, vandaag. Alleen maar berekeningen hoe ver het nog is naar de volgende verversingspost. Niks bravoure.
B is er al even vandoor. Of eigenlijk: ik kan al vroeg in de race niet meer aanhaken. Het is prima. Ik doe mijn oortjes in en hobbel verder. Als er op radio 2 (ja, ik luister radio 2) een vrolijk Surinaams nummer voorbij komt, blijkt dat precies het feestje te zijn dat mijn gemoedstoestand van een grauwe herfstdag naar het weer van deze dag krijgt: Zonnig.
Met die zonnige kop tref ik even later een eenzame loper, die wandelt met korte houterige pasjes. Telefoon in de hand. Ik doe mijn oortjes uit en vraag of hij ok is.
“Ik ben echt blij dat we even samen lopen, zegt hij. Dan wandelen we samen naar de volgende verversingspost.” Als ik nog wat wil zeggen, laat hij zijn telefoon zien: “Ik heb mijn vriendin aan de lijn.”
“Oh, die helpt vast veel beter dan ik, zeg ik.
“Waarschijnlijk wel, ik hou van haar, en van jou weet ik dat nog niet.”
We schieten in de lach en nemen afscheid. Ik hobbel verder.
Ik moet rechtsaf volgens de gpx, maar er is geen rechtsaf. Alleen maar bos. Ik beleef al een tijdje stevige pieken en dalen in mijn motivatie, en dit is geen piek. Ik loop wat verder en weer terug. Maar het is toch echt hier. Ik waag het er op, in de hoop dat ergens achter het kreupelhout iets van een paadje, of spoor verschijnt. Ik had er net de gang weer een beetje in, maar nu loop ik me vast tussen scherpe takken, prikstruiken en hoge dennen.
Ik probeer het blauwe lijntje op mijn telefoon zo goed mogelijk te volgen, maar met lopen heeft dit niets meer te maken. Ik ploeter door en voel me eventjes behoorlijk alleen. Maar dan opeens spuugt het bos me vol schrammen uit op een breed pad. De opluchting is zo groot dat ik weer goede moed krijg en een drafje inzet. Wat loopt zo’n pad toch eigenlijk heerlijk!
Het is zoals de starter bij het begin van de race zo geweldig zei: “Zorg dat je een telefoon bij je hebt, want als je er dan doorheen zit en niet meer verder wil, dan kun je ons bellen. Dan komen we naar je toe en geven je twee winegums en een aai over je bol, en dan sturen we je weer de trails op.”
De muziek, het kleine gesprekje met de loper en het fijne pad na de de dwaaltocht door het bos, zijn precies die twee winegums en de aai die ik nodig had om deze 50k gewoon uit te lopen. En uiteindelijk parkeer ik onder de finishboog mijn hoofd vrolijk tegen de koebel, die net iets massiever blijkt te zijn dan ik had ingeschat.
B was natuurlijk al lang binnen.