Vanuit mijn hotelkamer kijk ik uit over de baai van Portree. Het uitzicht is betoverend, met de kleine bootjes dobberend in het kleine haventje, omgeven door de ruige, groene heuvels van de Schotse highlands. Ik sta uit te wasemen na een kleine cultuurshock. Nog geen kwartier geleden was ik alleen op avontuur, met in de wijde omtrek geen mens te bekennen. Maar hier, vlak onder mijn raam, banen de zojuist per tourbus uitgebraakte toeristen zich een weg langs ijssalons, giftshops en elkaar. De doedelzakspeler bij het trappetje naar de haven beleeft gouden tijden.
Ik had op het laatste moment besloten ‘s avonds toch nog even een rondje te gaan hardlopen. Slechts vijf kilometer langs de kliffen en rond een heuvel. Ik stapte in mijn loopkloffie het hotel uit en zigzagde door de stroom mensen die selfie-makend zowel de highlands, die leuk gekleurde huisjes én hun hoofd op de foto probeerden te proppen.
Na een kleine vijfhonderd meter was van de massa mensen weinig meer over. Ik liep nu in een rustig tempo langs de baai. Hier geen eethuisjes meer, geen verkeer, maar slechts een gravelpaadje met hier en daar een bankje om van het uitzicht te genieten. Als het pad na anderhalve kilometer een scherpe bocht naar links maakt, val ik even stil. Ik kijk uit op de Sron a Bhainne, een plateau dat hoog boven de baai uitsteekt en door de avondzon perfect wordt aangelicht. Alles in dit beeld ademt rust. De weidsheid van de highlands ligt hier letterlijk om de hoek.
Het gravelpaadje is inmiddels verworden tot een klauterpaadje vol keien en stenen, met soms een geïmproviseerd trappetje. Ik moet geconcentreerd blijven lopen om niet mijn enkels te verstuiken. Hardlopen wordt spelen. Ik stap en spring over de route en weet zelfs wat snelheid te maken. Het is van korte duur, want een paar minuten later zakt mijn tempo volledig in, als het pad slingerend steil omhoog leidt. Mijn overmoedig ingezette heuvelsprintje wordt al snel gesmoord in een steeds smaller wordend paadje dat maar niet lijkt op te houden. Varens komen tot mijn heupen en niet veel later ben ik opgeslokt door het groen.
En dan vlakt het pad af en ben ik boven. Door al het draaien van het pad ben ik mijn oriëntatie een beetje kwijt, maar gelukkig is er geen enkele andere mogelijkheid dan het meest logische pad te volgen. Het pad is hier breder en een combinatie van modder en grind. Het is heerlijk om hier snelheid te maken, maar ik word meteen gestraft als ik mijn focus verlies. Tussen het grind en gruis zijn venijnige afstapjes en keien verborgen en mijn enkels laten het meteen weten als ik niet helemaal neerkom zoals de bedoeling is. Op volle snelheid dender ik naar beneden, tot daar plots, vlak na een flauwe bocht, een hekje opduikt. Ik moet vol in de ankers om niet over het hekje geslingerd te worden. In een wolk van gruis en stof kom ik grijnzend tegen het hekje tot stilstand. Op het randje van verstandig is het leukst.
Twee wandelaars die me tegemoet komen, kijken me verbaasd aan. Ik open het hekje en dribbel rustig verder. De glimlach wil nog niet van mijn gezicht. De baai van Portree komt weer in zicht en daarmee maakt het avontuur langzaam plaats voor asfalt. Ik zet nog een beetje aan als de weg omhoog het centrum in gaat en sta voor ik het weet weer voor de deur van het hotel. Ik check mijn klokje. Nog geen half uur ben ik weg geweest.
Misschien verschillen we toch niet zo veel van elkaar, de touringcar-toerist en ik. We beleven op onze eigen manier a complete highland experience in 30 minutes. Snel nog even een selfie maken.